“Jammer dat ik mijn ‘kodak’ niet mee heb”.
Zouden er nog veel mensen zijn die dat zeggen als ze iets willen fotograferen? In Vlaanderen is, of was dat toch het geval. Maar evengoed zegt men hier, gezien ons nauw verwantschap met de mooie taal van Molière in plaats van ‘kodak’, mijn ‘appareil’.
Kodak is (was) een handelsmerk. Maar het is, zoals ‘bic’, ‘pamper’, ‘gilettemesje’, een soortnaam geworden. Doordat men het woord ging gebruiken voor eenzelfde product van een ander merk.
Mensen die nu nog spreken van hun ‘kodak’, lopen niet met een schoudertas vol lenzen rond. Ze laten in de meeste gevallen zelfs het hele megapixel-tijdperk aan zich voorbij gaan. Ze moeten met hun volgeschoten rolletje nog op zoek naar een zeldzame dorpsfotograaf die naast zijn huwelijksreportages nog één keer in de maand een zak filmpjes naar een obscuur laboratorium stuurt, dat een half jaar later het resultaat aflevert.
Kodak was het kleinbeeldformaat van de moderne tijd. Een doosje met een lens en een zoeker die bij benadering weergaf wat je aan het fotograferen was. Foto’s uit die tijd zijn te herkennen aan mensen zonder hoofd of zonder voeten. Die camera was de uitvinding van George Eastman, een Amerikaan die voor de fotografie presteerde wat Bill Gates deed voor de computer: producten op de markt brengen die eenvoudig en goedkoop waren, zodat iedereen ze in huis kon halen. Hoe Eastman op het woord Kodak kwam, is nooit opgehelderd. Het is geen afkorting, geen vertaling, geen verbasterd Grieks, geen naam van zijn tante of zijn hond. Het was wel een uitstekende merknaam, in verschillende talen bruikbaar, gemakkelijk te onthouden.
Thans is de sluitertijd van Kodak is gekomen. Heeft iemand zijn ‘kodak’ bij zich om daar een foto van te maken?
Het apparaat dat ik in het diakader plaatste was mijn eerste fototoestel, een Instamatic 224, uit 1967. Ik zette er mijn eerste stappen in de fotografie mee. Daar bestaan nog foto's en dia's van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten